Loading...

Woordje uitleg over de terminologie

Woordje uitleg over de terminologie

Woordje uitleg over de terminologie

  • ABR-polis: ABR staat voor Alle bouwplaatsrisico’s. Het is een werfverzekering die dekking biedt voor schade aan de werf, de werken en de materialen tijdens het bouwen van een nieuwbouw of het verbouwen van een woning. Het grootste voordeel van de polis is dat er bij schade niet naar een aansprakelijke partij moet worden gezocht. De polis vergoedt de schade en zal die niet terugvorderen bij de betrokken partijen. Zo voorkomt men dat de werf wordt stilgelegd door juridische discussies.
  • Anhydrietchape: Dit is een zelfnivellerende dekvloer bestaande uit een mengeling van zand, anhydriet (vervaardigd uit rogips) en water, dit in tegenstelling tot een traditionele chape die gebonden is op basis van cement. Deze vloeibare chape is zeer sterk, meer dan drie keer zo sterk als traditionele chape, en is nauwelijks krimpgevoelig. Ze is perfect te combineren met vloerverwarming dankzij een goede thermische geleidbaarheid. Ze kan bovendien erg dun worden aangelegd: de minimale dikte bedraagt slechts 30 mm.
  • As-built-dossier: Dit dossier bevat de plannen en documenten van je woning zoals ze effectief gebouwd werd. Deze informatie is nodig voor je EPB-aangifte en bij eventuele latere werken zoals onderhoudswerken tot verbouwingen. Alle gebruikers kunnen zo op een eenvoudige manier achterhalen waar de dragende wanden zitten, welke materialen gebruikt werden en waar alle leidingen lopen.
  • Balloonmethode: Bij de balloonmethode worden de houten skeletwanden opgetrokken vanaf de draagvloer tot onder de aanzet van de dakstructuur. In tegenstelling tot bij de platformmethode is er geen onderbreking ter hoogte van de tussenvloeren. De isolatie en luchtdichting aan de binnenzijde vormen een ononderbroken laag.
  • BEN-woning: BEN staat voor ‘bijna-energieneutraal’. Een BEN-woning is goed geïsoleerd en verbruikt weinig energie voor verwarming, koeling, sanitair warm water en ventilatie. De weinige energie die ze nog nodig heeft, haalt ze uit hernieuwbare bronnen. Vanaf 2021 wordt het BEN-niveau de norm in Vlaanderen, België en Europa. Het wettelijk verplichte E-peil wordt dan aangescherpt tot E30.
  • Beschermd volume: Het beschermd volume van een woning is het volume van alle kamers en ruimten die worden geïsoleerd om warmteverliezen te vermijden. Het is met andere woorden het volledig geïsoleerde volume van je woning.
  • Blowerdoortest: Dit is een test om de luchtdichtheid van een gebouw te testen. Het gebouw wordt langs buiten volledig afgesloten en binnen worden alle deuren open gezet (één uitzondering: de deur van de wc mag open blijven). De ventilatie wordt uitgeschakeld. Vervolgens wordt een ventilator in de opening van een buitendeur geplaatst die achtereenvolgens zorgt voor over- en onderdruk totdat een gemiddeld drukverschil van 50 Pa (Pascal) wordt verkregen. Er wordt dan gemeten hoeveel lucht de ventilator moet blazen om die 50 Pa aan te houden. Met behulp van een rookstaafje kan dan worden nagegaan waar er lekken zitten in de luchtdichting. Hoe lager de gemeten waarde, hoe luchtdichter het gebouw. Een blowerdoortest is vaak een manier om het E-peil van een woning met een tiental punten te doen dalen.
  • Bouwknoop: Bouwknopen zijn de plekken waar de verschillende constructiedelen van een woning zoals vloer, muren, dak en ramen op elkaar aansluiten. Koudebruggen zijn plaatsen waar de thermische isolatie niet doorloopt of op elkaar aansluit.
  • Cellulose-isolatie: Cellulosevlokken of papiervlokken zijn gemaakt van gerecycleerd krantenpapier en hebben bijzonder goede thermische en akoestische eigenschappen. Het wordt onder hoge druk in gesloten houtskeletelementen geblazen zodat alle hoeken, kieren en spleten optimaal zijn opgevuld. De lambda-waarde bedraagt 0,37 à 0,39 W/mK en het biedt ook optimale bescherming tegen oververhitting. Om de brandweerstand te vergroten, worden boorzouten en boorzuren toegevoegd. Cellulosevlokken zijn een uiterst ecologische grondstof vanwege hun beperkte productie-energie, hun recycleerbaarheid en hun bijzondere isolerende eigenschappen.
  • CLS: CLS’en zijn geschaafde balken timmerhout met licht afgeronde hoeken in vuren of grenen. De afkorting staat voor Canadian Lumber Standard. De Scandinavische variant heet SLS of Scandinavian Lumber Standard. Deze producten gebruiken we hoofdzakelijk in onze wandconstructies. Populaire maten zijn 38 x 89 mm voor niet-dragende binnenwanden en 38 x 140 mm, 38 x 184 mm en 38 x 235 mm voor dragende binnenwanden en buitenwanden.
  • CLT: CLT staat voor cross laminated timber. Het zijn meerlaagse, kruiselings verlijmde houten panelen, opgebouwd uit eenlaagse platen van massief hout. CLT kan worden toegepast als wand, vloer en/of dakelement in houtskeletbouw.
  • Compact plat dak: Bij dit type plat dak wordt de ruimte tussen de liggers van de vloerpanelen volledig geïsoleerd tot tegen de dakvloer (osb-plaat). Aan de binnenzijde wordt onder de houten draagstructuur een vochtgestuurde (of intelligente) damprem aangebracht. Dit is een van de twee manieren om een plat dak te isoleren. Zie ‘Warm plat dak’ voor de andere manier.
  • Compactheid: De compactheid (V/At) van een gebouw wordt gedefinieerd als de verhouding van het beschermd volume (V) over het totale verliesoppervlak (At). Hoe hoger die waarde, hoe compacter het gebouw en hoe kleiner het energieverbruik per vierkante meter vloeroppervlakte. Grote gebouwen zijn compact omdat ze een heel groot volume insluiten en rijwoningen zijn compact omdat ze een kleiner verliesoppervlak hebben (de zijmuren vallen immers weg).
  • Dakopstand: Dit is de verhoogde dakrand bij een plat dak.
  • Dampdiffusieweerstand: De dampdiffusieweerstand of µ-waarde geeft aan in welke mate een materiaal waterdamp doorlaat. Aan de hand van deze waarde wordt de µd-waarde bepaald, uitgedrukt in meter (ook Sd-waarde genoemd). Hoe hoger dit getal, hoe meer dampremmend het materiaal is.
  • Dampopenheid: In functie van een gezonde en droge constructie (isolatie) dient het uitdrogingspotentieel van de constructie steeds te worden gewaarborgd. De ideale wandopbouw is dampopen aan de buitenzijde en niet dampdichter dan noodzakelijk aan de binnenzijde.
  • Damprem/dampscherm: Een damprem/dampscherm is een folie of materiaal dat aan de warme zijde van de isolatie (binnenzijde) wordt geplaatst om de houtskeletconstructie te beschermen tegen indringende waterdamp. Bij een damprem is de dampweerstand minder groot dan bij een dampscherm. Waterdamp kan in beperkte mate door diffusie doorheen een damprem dringen, maar de hoeveelheid die op die manier in een constructie terecht komt, is verwaarloosbaar ten opzichte van wat door convectie (door kieren of spleten in de damprem) kan binnendringen. Het luchtdicht afkleven van overlappende dampmembranen of beplating is daarom veel belangrijker dan de dampweerstand van de damprem zelf. Een te hoge dampweerstand zoals bij een dampscherm kan zelfs nadelige gevolgen hebben in de zomer, wanneer de bezonning van vochtig metselwerk een waterdampstroom van buiten naar binnen veroorzaakt. Indien een dampscherm belet dat deze damp naar binnen kan uitdrogen, ontstaat een verhoogd risico op zomercondensatie tegen de isolatie aan. Veiliger is om te opteren voor een vochtgestuurde damprem waarbij de constructie in de zomer door een zekere dampopenheid naar binnen kan uitdrogen. Een ander belangrijk bouwprincipe om condensatie te vermijden is om zo dampopen mogelijk te bouwen langs de koude zijde (buitenzijde) van de isolatie.
  • Doorsteekanker: Dit zijn ankers waarmee we de houtskeletconstructie stevig kunnen bevestigen in de betonvloer. Op de kimblokken wordt een stelregel geplaatst die met behulp van doorsteekankers in de betonvloer wordt verankerd.
  • Energiepremie: Actuele informatie over energiepremies is te vinden op www.energiesparen.be en www.premiezoeker.be.
  • EPB: EPB staat voor ‘Energieprestatie en Binnenklimaat’. Het is een energieprestatieregelgeving die tot doel heeft energiezuinige en comfortabele woningen te creëren. Deze regelgeving definieert EPB-eisen op het vlak van thermische isolatie (S-peil, U-waarden), energieprestatie-eisen (E-peil) en binnenklimaat (ventilatie en oververhitting). Voor woongebouwen geldt vanaf 1 januari 2019 een maximaal E-peil van 40, een S-peil van maximaal 31, hernieuwbare energie van minimaal 15 kWh/m2 per jaar, gekoppeld aan minimale ventilatievoorzieningen en het beperken van risico op oververhitting. In 2020 en 2021 worden deze eisen nogmaals verstrengd. Bekijk hier de eisentabel voor 2021.
  • EPB-verslaggever: Bouwprojecten waarvoor een bouwaanvraag of melding nodig is, moeten op energetisch gebied en op het vlak van binnenklimaat voldoen aan de EPB-eisen. De EPB-verslaggever staat in voor de opmaak en afgifte van dit dossier. Vóór de start van de werken dient de verslaggever te worden aangesteld door de bouwheer. De EPB-verslaggever moet uiterlijk 8 dagen voor de aanvang van de werken een elektronische startverklaring indienen bij de Vlaamse overheid. Tijdens en na de bouw verzamelt de verslaggever alle gegevens die invloed hebben op de energieprestatie van het gebouw. Op basis van die informatie dient bij binnen de zes maanden na ingebruikname van het gebouw een EPB-aangifte in te dienen bij de overheid. De bouwheer krijgt bij afsluiting van het dossier een kopie van de EPB-aangifte.
  • EPC: Het EPC of energieprestatiecertificaat is een wettelijk verplicht document dat bij de verhuur of verkoop van een woning, gebouw of appartement voorgelegd dient te worden aan de huurder of koper. Het geeft informatie over de energiezuinigheid van het gebouw en het vermeldt een energiescore in kWh/m2. Sinds 1 januari 2019 is het certificaat vernieuwd: het gebouw krijgt nu een uitgebreidere score met een label (van A+ tot F+) en geeft ook concrete aanbevelingen om de woning energiezuiniger te maken.
  • E-peil: Het E-peil is een score die aangeeft hoe energiezuinig een woning of appartement is volgens de Energieprestatieregelgeving (EPB). Hoe lager de waarde, hoe minder energie de woning verbruikt. Factoren die een impact hebben op dit peil zijn de thermische isolatie, de luchtdichtheid en de compactheid van de woning, maar ook de oriëntatie en bezonning. Verder spelen ook de technieken een rol: verwarming, watervoorziening, ventilatie en koeling. Het maximale E-peil is de laatste jaren steeds strenger geworden. Vanaf 2021 is een E-peil van 30 verplicht (BEN-woning). Bij een passiefwoning kan het E-peil soms zelfs negatief zijn (wat wil zeggen dat de woning meer energie opwekt dan verbruikt).
  • Faseverschuiving: De faseverschuiving of warmtedoorslag wordt uitgedrukt in uren en geeft letterlijk weer hoe lang het duurt voordat de warmte in de zomer door uw dak of wand dringt. Een opbouw met cellulose-isolatie heeft bijvoorbeeld een gunstigere faseverschuiving dan een opbouw met glaswol. Een minimum van 10 uur is aan te raden.
  • Gebouwschil: De gebouwschil (of buitenschil) is het geheel van vloeren, daken, muren en buitenschrijnwerk die het beschermde volume begrenzen.
  • Gipskartonplaat: Gipskartonplaten zijn platen met een kern van gips met daarrond aan weerszijden een kartonlaag. Voorbeelden van merken: Gyproc, Lafarge, Knauf.
  • Gipsvezelplaat: Dit zijn platen die onder hoge druk geperst worden uit een mengsel van gips en papiervezels. Gipsvezelplaten hebben een hardere oppervlakte dan gipskartonplaten en zijn daarom stootvaster. Voorbeelden: Fermacell, Duragyp.
  • Glaswol: Glaswol is een silicaat dat gebruikt wordt als isolatiemateriaal. Het product is vervaardigd uit zand en gerecycleerd glas en heeft een driedimensionale structuur van vezels waarin lucht wordt ingesloten. De lambda-waarde bedraagt 0,032 - 0,035 W/mK.
  • Glulam: Dit is de samentrekking van glued laminated timber en dus synoniem voor gelamelleerd hout, een houtproduct dat door verlijming wordt samengesteld. Dit type balken wordt vooral gebruikt voor grote overspanningen omwille van zijn grote mechanische weerstand.
  • Hart-op-hartafstand: Afstand gemeten van het midden tot het midden.
  • Hellingsspieën: Bij de constructie van platte daken worden er bovenop de I-liggers hellingsspieën geplaatst. Dit is schuin verzaagd lattenwerk dat de dakelementen een bepaalde helling meegeeft om een correcte afwatering te garanderen. Het is dan niet meer nodig om hellingschape te voorzien zoals in de traditionele bouw.
  • Hernieuwbare energie: Bij het bouwen van een nieuwe woning is het verplicht om zelf hernieuwbare energie te produceren. Hiervoor bestaan er diverse mogelijkheden: zonneboiler, zonnepanelen, warmtepomp, biomassaketel, aansluiting op een stadsverwarmings- of stadskoelingsnet, participeren in een project voor hernieuwbare energie. Voor bouwprojecten die niet voldoen aan de eis van hernieuwbare energie, wordt het maximale E-peil 10% verlaagd. De E-peileis wordt in dat geval strenger.
  • Houtskeletbouw (HSB): Dit is een bouwmethode waarbij, met uitzondering van de fundering, de draagstructuur bestaat uit verticale houten stijlen. Deze stijlen worden geplaatst op regelmatige tussenafstanden, worden onderling verbonden met horizontale regels en worden bekleed met plaatwerk. HSB is een lichte bouwmethode: het gewicht van een constructie in houtskelet bedraagt 3 tot 4 minder dan dat van een traditionele constructie in metselwerk.
  • Houtvezelplaat: Dit is een winddichte, waterwerende en dampopen isolatieplaat gemaakt van natuurlijke houtvezels. De platen worden in de houtskeletbouw gebruikt als buitenbeplating voor wanden en hellende daken omwille van hun uitstekende eigenschappen op het gebied van akoestiek en bescherming tegen oververhitting. Ze zijn tevens geschikt als vloerisolatie in droge toepassingen, bijvoorbeeld als dempende laag op een chapevloer.
  • Houtwol: Houtwol is een uitermate ecologisch en volledig recycleerbaar type isolatie opgebouwd uit natuurlijke houtvezels. Het product is dampopen en vochtregulerend, heeft een lambda-waarde van 0,036 W/mK, en biedt bescherming tegen oververhitting in de zomer (hoge warmteopslag). Voorbeeld: Steico Flex.
  • I-ligger of I-joist: I-liggers zijn samengestelde houten liggers met een I-vormige doorsnede. Ze bestaan uit twee opstaande flenzen (LVL) met daartussen een lijfplaat (vervaardigd uit OSB of een houten vezelplaat). Ze beschikken over een verhoogde sterkte en verdragen zwaardere lasten dan massieve houten balken. Bovendien zijn ze niet onderhevig aan de typische problemen van massief hout, zijnde buigen, krimpen, splijten, krom trekken. I-liggers worden gebruikt in wanden, vloeren en (hellende) daken.
  • Kimblok: Na de funderingswerken starten wij met het plaatsen van kimblokken volgens een gedetailleerd kimblokkenplan afgestemd op de houten constructie die er bovenop komt te staan. Kimblokken zijn thermisch isolerend, gehydrofobeerd (vochtafstotend) en beschikken over een grote draagkracht.
  • Koppelregel: Na plaatsing van de verschillende houtskeletelementen op de werf worden deze ter plaatse aan elkaar vastgemaakt met behulp van een koppelregel. Deze worden op de bovenregels van de respectieve elementen geplaatst.
  • Koudebrug: Een plaats in een geïsoleerd bouwdeel (vloer, muur, dak, schrijnwerk) waar de thermische isolatie ontbreekt of onderbroken is. Een koudebrug veroorzaakt extra warmteverliezen en soms ook vochtproblemen omdat door het verschil in temperatuur de warme lucht kan condenseren. Condensatie veroorzaakt vocht op het oppervlak en kan leiden tot geurhinder en schimmelvorming.
  • K-peil: Het K-peil geeft aan hoe goed een woning geïsoleerd is en hangt onder meer af van de U-waarden van de verschillende constructieonderdelen, de compactheid van het gebouw en de koudebruggen. Hoe lager de waarde, hoe beter het gebouw geïsoleerd is. Voor woongebouwen is het K-peil sinds 1 januari 2018 vervangen door het S-peil.
  • Lambda-waarde: Deze waarde geeft de warmtegeleidbaarheid van een materiaal weer en wordt uitgedrukt in W/mK. Hoe hoger de waarde, hoe meer warmte een materiaal doorlaat en hoe minder het isoleert. Een hogere lambda-waarde kan gecompenseerd worden met een dikkere laag van het materiaal. De lambda-waarde van minerale wol bedraagt bijvoorbeeld 0,032 tot 0,035 W/mK.
  • Leidingspouw: Na plaatsing van de houtskeletelementen op de werf voorzien we extra horizontaal lattenwerk van 45 x 45 mm of 38 x 63 mm tegen de binnenbeplating. Hiermee creëren we een ruimte - leidingspouw genaamd - die het mogelijk maakt om alle leidingen in te werken zonder dat de luchtdichting van de elementen doorboord wordt. Na het inwerken van de leidingen wordt de leidingspouw afgesloten met een OSB-plaat. Vaak wordt deze ruimte ook bijkomend geïsoleerd.
  • Luchtdichtheid: In elk gebouw zitten er kieren en spleten waardoor er koude buitenlucht naar binnen kan sijpelen of opgewarmde lucht naar buiten kan ontsnappen (zogenaamde lekverliezen of lekdebieten). Hoe meer dit vermeden kan worden, hoe beter voor het energieverbruik. Om die reden wordt er veel aandacht besteed aan het luchtdicht maken van de woning.
  • LVL-balk: LVL staat voor laminated veneer lumber of gelamineerd fineerhout. Het zijn constructiebalken opgebouwd uit meerdere lagen van ongeveer 3 mm dikke, onderling verlijmde grenen- en vurenfineren. Het materiaal leent zich uitstekend voor zwaar belaste, dragende constructies in nieuwbouw en renovatie.
  • Maaiveld: Het maaiveld is de bovenkant van de grond van het terrein, m.a.w. het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht. Onze houtskeletconstructies worden minimaal 15 cm boven het maaiveld aangezet (op een kimblok).
  • Mandelige muur: Scheimuur tussen twee gebouwen.
  • Minerale wol: Minerale wol is de algemene aanduiding van twee soorten isolatiemateriaal, zijnde glaswol en rotswol (steenwol). Deze zijn gesponnen uit respectievelijk glas en steen. Het zijn duurzame materialen zonder chemische bestanddelen.
  • n50-waarde: Deze waarde verwijst naar de hoeveelheid lucht die per uur wordt vernieuwd bij een drukverschil van 50 pascal. Bij passiefwoningen moet de waarde lager liggen dan 0,6 luchtwissels per uur. De meting wordt uitgevoerd middels een blowerdoortest.
  • Nagroeibare isolatiematerialen: Dit soort isolatie kan gekweekt worden en zorgt voor een gesloten kringloop aangezien ze biologisch afbreekbaar is. Voorbeelden zijn cellulose, schapenwol, houtvezel, hennep, vlas en kurk.
  • Netto-energiebehoefte voor verwarming: De netto-energiebehoefte voor verwarming geeft de hoeveelheid energie weer die verloren gaat in een woning door de isolatie, ventilatie, kieren en spleten. Het geeft met andere woorden aan hoeveel energie er nodig is om de temperatuur in de woning op het gewenste peil te houden. Deze behoefte wordt uitgedrukt in kilowattuur per vierkante meter (kWh/m2). Voor een BEN-woning moet deze waarde onder de 70 kWh/m2 blijven, bij een passiefwoning onder de 15 kWh/m2.
  • OSB-plaat: OSB staat voor oriented strand board en is een plaatmateriaal dat is samengesteld uit verschillende lagen houtschilfers van een vooraf bepaalde vorm en dikte, die onderling door een bindmiddel zijn verbonden. Voor de productie van deze platen wordt voornamelijk gebruikgemaakt van hout uit productiebossen. De platen hebben een grote stabiliteit en mechanische eigenschappen die lijken op die van constructiemultiplex. Ze worden vaak gebruikt in de houtskeletbouw als uitstijvingsplaat of als ondervloeren.
  • Passiefwoning: Een passiefwoning is een zeer energiezuinig woongebouw met een permanent goed binnenklimaat, zowel in de winter als in de zomer. Concreet moet er aan een aantal heel strenge eisen voldaan worden. Zo mag de netto-energiebehoefte voor verwarming en koeling niet meer bedragen dan 15 kWh/m2 vloeroppervlakte per jaar en mag de n50-waarde maximaal 0,6 (volumewissels per uur) bedragen. Dat alles levert een bijzonder laag E-peil op dat soms zelfs negatief is. Ter vergelijking: bij een BEN-woning, verplicht vanaf 2021, bedraagt de energiebehoefte maximaal 70 kWh/m2 en mag het E-peil niet hoger zijn dan 30.
  • PIR-isolatie: PIR of polyisocyanuraat is een synthetisch isolatieschuim dat wordt gevormd door een reactie tussen een polyol (suikerderivaat) en een mdi (methyleendifenyldi-isocyanaat). PIR verschilt van PUR door de hoeveelheid mdi.
  • Platformmethode: Bij de platformmethode wordt het gebouw verdieping per verdieping opgebouwd. De houtskeletwanden worden opgetrokken tot de eerste verdiepingsvloer, die op zijn beurt een platform vormt voor de wanden van de volgende verdieping. De continuïteit van de buitenwanden wordt dus systematisch onderbroken door de structuur van de vloeren.
  • Postinterventiedossier (PID): Dit document bevat alle nodige informatie om latere ingrepen aan de bouwwerken soepel te laten verlopen. Concreet gaat het om de bouwplannen, de gegevens en technische fiches van de gebruikte materialen, facturen, as-built plannen en keuringsverslagen. Het dossier wordt opgesteld door de veiligheidscoördinator.
  • PUR-isolatie: PUR of polyurethaan is een synthetisch isolatieschuim. PUR verschilt van PIR door de hoeveelheid mdi (methyleendifenyldi-isocyanaat).
  • Regenscherm: Materaal dat onder de buitenbekleding gebruikt wordt als bescherming tegen de doorslag van water, maar dat wel waterdampdoorlatend is.
  • Rotswol: Rotswol is een isolatieproduct vervaardigd uit basalt of diabaas. Deze wordt gesmolten en tot slierten geworpen op het deken zodat deze slierten terug aan elkaar smelten en het deken vormen. De lambda-waarde bedraagt ca. 0,035 W/mK.
  • R-waarde: De R-waarde of warmteweerstand geeft het warmte-isolerend vermogen van een materiaallaag aan en wordt vaak gebruikt als isolerende waarde van beglazing, muren, vloeren en daken. Hoe groter de R-waarde, hoe groter de weerstand die de warmtedoorgang ondervindt en hoe beter het materiaal isoleert. De R-waarde wordt berekend door de materiaaldikte te delen door de lambdawaarde.
  • Sarkingdak: Een sarkingdak is een hellend dak waarbij de isolatieplaten bovenop de kepers of spanten worden aangebracht in plaats van ertussen. Vooral bij renovaties is dit populair omdat de bestaande binnenafwerking niet verwijderd hoeft te worden.
  • SLS: SLS’en zijn geschaafde balken timmerhout met licht afgeronde hoeken in vuren of grenen. De afkorting staat voor Scandinavian Lumber Standard. De Canadese variant heet CLS of Canadian Lumber Standard. Deze producten gebruiken we hoofdzakelijk in onze wandconstructies. Populaire maten zijn 38 x 89 mm voor niet-dragende binnenwanden en 38 x 140 mm, 38 x 184 mm en 38 x 235 mm voor dragende binnenwanden en buitenwanden.
  • S-peil: Het S-peil of Schil-peil vervangt het K-peil en is van toepassing op alle vergunningen aangevraagd na 1 januari 2018. Het drukt de energie-efficiëntie van de gebouwschil uit. Het vat alle energetische kwaliteiten van de schil (zowel de winsten als de verliezen) samen in één getal. Het zegt hoe goed de schil bestand is tegen koude winterdagen, maar ook of er genoeg zonnewering is op hete zomerdagen en of de woning een efficiënte vorm heeft. De eis voor het S-peil bedraagt aanvankelijk S31 en zal verstrengd worden tot S28 in 2020. Voorlopig is geen verdere verstrenging voorzien.
  • Stabiliteitsstudie: Deze studie wordt uitgevoerd door de stabiliteitsingenieur of een ingenieur-architect. In de studie wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de stabiliteit van de woning te garanderen. Dat gaat zowel over de funderingswerken (dikte beton, wapening, diepte funderingen …) als over de bovenbouw (bijvoorbeeld de steunbalken).
  • Stelregel: Dit is een geïmpregneerde balk (in CLS of LVL) die in onze constructies bovenop de kimblok wordt gemonteerd en dient als aanzet voor de houtskelet.
  • Thermische inertie: Dit verwijst naar de capaciteit van een materiaal om warmte te absorberen en te stockeren in zijn massa. Deze warmte wordt dan later terug afgegeven aan de omgeving wanneer de temperatuur daalt.
  • Uitstijvingsplaat: Dit is een plaat (bijvoorbeeld OSB of Durélis Vapourblock) die wordt bevestigd aan de binnenzijde van een houten wandstructuur. De plaat biedt stevigheid aan de muur, wat de plaatsing vergemakkelijkt, en wordt luchtdicht afgetapet om de dampdoorgang af te remmen.
  • U-waarde: De U-waarde of warmtedoorgangscoëfficiënt beschrijft de isolatiewaarde van een bepaald constructiedeel van een woning, zoals een wand, de vloer of het dak. Het wordt uitgedrukt in W/(m2K) en geeft aan hoeveel warmte er per seconde en per vierkante meter verloren gaat als het temperatuurverschil tussen binnen en buiten 1 graad Celsius bedraagt. Hoe lager de U-waarde van een constructiedeel, hoe beter deze geïsoleerd is.
  • Veiligheidscoördinator: Als er meer dan één bouwaannemer op de werf actief is, dan is het verplicht om bij het begin van de werken een veiligheidscoördinator aan te stellen. Hij ziet erop toe dat er op een veilige manier gewerkt wordt op de werf. Hij stelt in een latere fase ook het postinterventiedossier op.
  • Ventilatie: Een goede luchtdichtheid gaat steeds hand in hand met een goede ventilatie. De twee meest gebruikte systemen om een woning te ventileren, zijn een type C en een type D. Bij een type C zorgen regelbare roosters boven de ramen of in de buitenmuur voor een natuurlijke toevoer van verse lucht in de droge ruimtes (bv. woonkamer, slaapkamer, …), terwijl de vervuilde lucht mechanisch wordt afgevoerd uit de natte ruimtes (bv. keuken, wc, badkamer, …) via ventilatiekanalen. Een ventilatiesysteem type D is daarentegen volledig mechanisch. Ventilatoren regelen de aanvoer van verse lucht en de afvoer van vervuilde lucht. Met een warmtewisselaar kan de warmte van de afgezogen lucht worden overgedragen op de verse buitenlucht, waarmee bespaard kan worden op de verwarming van de woning.
  • Ventilatieverslaggever: Bij een nieuwbouwproject is het verplicht om een ventilatieverslaggever aan te stellen. Deze laatste stelt een ventilatievoorontwerp op voor de start van de werken. Dit vermeldt het type ventilatiesysteem en geeft de componenten en de ruimtelijke impact ervan weer. Het ventilatieverslag wordt overgemaakt aan de EPB-verslaggever die het opneemt in zijn startverklaring. Na de werken maakt de ventilatieverslaggever het ventilatieprestatieverslag op, dat hij uploadt naar de databank van de kwaliteitsorganisatie voor ventilatie. Het verslag geeft de kenmerken en de behaalde prestaties van het systeem weer en toont de kwaliteit ervan. Deze prestaties worden door de EPB-verslaggever opgenomen in de EPB-aangifte.
  • Vochtgestuurde (variabele/intelligente) damprem: Dit type damprem heeft een variabele diffusieweerstand die zich aanpast aan de vochtigheid en de temperatuur. Op condensatiegevoelige momenten (in de winter) is de weerstand hoog en ‘sluit’ de damprem zich om overmatige vochttoename tegen te gaan. Op droge momenten (warme zomerdagen) keert de richting van het vochttransport om en ‘opent’ de damprem zich zodat de constructie naar binnen kan uitdrogen. Dankzij die regeling ontstaat er geen condensatie in de constructie en blijft de isolatiewaarde gevrijwaard. Samengevat: in de winter werkt een variabele damprem als een klassiek dampscherm, terwijl de folie in de zomer dampopen wordt, waardoor de constructie kan uitdrogen.
  • Warm plat dak: Bij een warm plat dak wordt de dakisolatie aan de buitenkant van de dragende constructie aangebracht. Bovenop deze isolatie wordt een afdekking geplaatst zoals roofing of EPDM. Dit is een van de twee manieren om een plat dak te isoleren. Zie ‘Compact plat dak’ voor de andere manier.
  • Warmtepomp: Een warmtepomp onttrekt warmte uit de omgeving en geeft die af in de woning met behulp van een warme bron via een warmtewisselaar of warmteafgiftesysteem (radiatoren, vloerverwarming, ventiloconventoren). Er zijn 3 soorten: lucht-luchtwarmtepompen, lucht-waterwarmtepompen, bodem-water- en water-waterwarmtepompen.
  • Waterdichtingsmembraan: Membraan dat als doel heeft de infiltratie van water tegen te gaan. Voorbeeld: EPDM, PEC3000, Diba-folie. In de houtskeletbouw wordt dit vooral toegepast ter hoogte van de kimblokken om ervoor te zorgen dat eventueel vocht niet wordt doorgegeven naar de houten constructie die er zich boven bevindt.
  • Zonneboiler: Dit systeem maakt gebruik van het zonlicht om warm water te maken dat in de keuken of in de badkamer kan worden gebruikt. Het moet altijd uitgebreid worden met een back-upinstallatie zoals een condensatieketel of een warmtepomp omdat de zon niet altijd schijnt.
  • Zwevende dekvloer: Bij dit soort vloeren wordt er gebruikgemaakt van een zogenaamd massa-veer-massasysteem. Er wordt met andere woorden een extra laag isolerend materiaal geplaatst tussen de vloerelementen en de dekvloer (chape), welke ervoor zorgt dat trillingen zoveel mogelijk geabsorbeerd worden, wat de akoestische prestaties van de vloer verbetert.